- placer
- placer [plaasee]I 〈overgankelijk werkwoord〉1 plaatsen ⇒ leggen, zetten, situeren2 plaatsen ⇒ een plaats geven, naar zijn plaats brengen3 〈+ dans〉beleggen (in) ⇒ uitzetten, investeren (in)4 een betrekking vinden voor5 verkopen ⇒ afzetten, verhandelen♦voorbeelden:1 il n'a pas pu placer un seul mot • hij kreeg niet de kans een woord te zeggenplacer ses espérances en qn. • zijn hoop op iemand vestigenje place cet auteur parmi les plus grands • ik reken deze schrijver tot de allergrootsten4 il a été placé dans le service de voirie • hij is bij de vuilophaaldienst te werk gesteldII se placer 〈wederkerend werkwoord〉1 plaats nemen2 een plaats innemen3 zich plaatsen4 een betrekking vinden ⇒ in dienst gaan♦voorbeelden:2 il se place en tête de liste • hij staat boven aan de lijstse placer parmi les premiers • bij de eersten horen3 se placer à un point de vue différent • een ander standpunt innemen1. v1) plaatsen2) investeren (in)3) een betrekking vinden (voor)4) verkopen, afzetten2. se placerv1) plaats nemen2) een plaats innemen3) zich plaatsen4) werk vinden
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.